Vaarwel WordPress, hello Medium!

Het is zo ver. Na zes jaar bloggen op WordPress, trek ik de deur achter me dicht. Medium verleende met plezier asiel om de toekomst van #blogfrenetiek te verzekeren. Op zich is dat geen wereldnieuws, toch wilde ik toelichten waarom ik die stap heb gezet.

Uit respect voor frenetieke lezers

In de afgelopen drie jaar (voordien publiceerde ik nog op een ander WordPressblog) heb ik met #blogfrenetiek een klein, maar trouw lezerspubliek opgebouwd. Of ik het nu heb over mijn afgunst over baby’s of over de toekomst en data, er is een fantastisch groepje mensen dat de moeite neemt elke letter die ik fabriceer te lezen. Ik kan niet voldoende uitdrukken hoezeer ik dat apprecieer. Dat gaat recht naar mijn hart.

Door te verhuizen naar Medium als uitvalsbasis zal ik een aantal van die trouwe volgelingen misschien wel van me afduwen. Om dit nieuwe blog te volgen zal je een profiel moeten aanmaken op Medium, dat is voor velen een grote stap. Ik blijf mijn berichten delen via Twitter, Facebook en soms LinkedIn. Voor de enkelingen die nog met een rss-feed werken: je kan het blog via deze url laten binnenlopen: medium.com/@frenetiek/.

Ik kan alleen maar hopen dat jullie op een of andere manier toch de weg vinden naar deze vervelde versie van #blogfrenetiek.

De andere redenen waarom ik de overstap maakte, lees je hier.

22 maart 2016

22 maart 2016

Deze opeenvolging van woorden is een uitbarsting.

Ik heb het koud en warm tegelijkertijd. Gloeiende lava van afgunst dat als een ijskoude gletsjer vol vragen over mijn lichaam glijdt.

Is dat het teken dat de terreur mij eindelijk te pakken heeft? Een virus dat weergaloos om zich heen slaat. Binnenkort is heel de wereld besmet.

Apocalyptische drama’s zijn mijn lievelingsgenre. In boek- en filmvorm. Hoe reageer je als mens op waanzin?

Vandaag is waanzin. Vooral in mijn hoofd.

Ik voelde me betrokken bij wat in Parijs gebeurde, enkele maanden geleden. Ik was razend.

Vandaag ben ik verre van razend.

Het klinkt dwaas. Maar vandaag voel ik me een wandelende dode.

Ruis.

Dan plots toch weer lachen. We moeten toch blijven lachen?

Toen we met een enkele collega’s vanuit Kobbegem terug naar Sint-Jans-Molenbeek keerden was het zelfs even gezellig. Er werd niets zinnigs gedaan, er werd niets zinnigs gezegd. We waren gewoon.

Zoals we eigenlijk voor 8 uur deze ochtend waren, maar dan zonder.

In die post-apocalyptische verhalen gaat het om de existentiële strijd. Dat is een strijd die je voert met je omgeving en een strijd die je voert met je innerlijke zelf om toch op een menswaardige manier te kunnen leven.

Je moet geen opperbevelhebber zijn om te beseffen dat strijden op verschillende fronten fataal kan zijn. Zijn we daar sterk genoeg voor? Of zetten we onze menselijkheid op pauze? Laten we het wraakzuchtig beest in ons los?

Door de ruis af en toe een lichtpunt.

Zoals mensen die elkaar helpen. Sussend.

Tranen springen in mijn ogen, maar ze weigeren zich te tonen. Ik weet niet waarom.

Is dat het terreurvirus?

Mijn lief zit op dit moment waar ze het liefste zit. In bad, met enkele M&M’s in haar lievelingspotje, dat met rode stippen.

Ik krijg de kans om me even af te sluiten en de koude en warme winden van me af te schrijven. Het helpt niet.

Pak vanavond je geliefden eens extra vast.

Dat is gevoel dat ons de juiste weg zal tonen.

Het coverbeeld voor dit stuk, haalde ik uit deze tweet:

Leven op mijn (algo)ritme

Leven op mijn (algo)ritme

Ik ben fundamenteel lui.

Mocht ik de eigenschap niet gehad hebben mensen (of de mens in het algemeen) graag te zien, ik was doodgegaan aan mijn eigen luiheid. Om een voorbeeld te geven: ik poets thuis niet omdat ik geniet van een living die ruikt naar een weelderig bos. Ik poets omdat mijn lief dat graag heeft. Ik start geen gesprek met vreemden omdat ik ervan uitga dat zij dat gesprek wel zullen aanheffen wanneer zij het de moeite vinden. Indien dat laatste het geval is, participeer ik graag. Ik schrijf niet omdat ik zo graag schrijf, ik schrijf omdat ik graag gelezen wordt.

Ah oei, het derde voorbeeld klopt niet in de redenering. Tweede poging: Ik schrijf niet voor mezelf, maar ik schrijf om gelezen te worden. Wanneer ik schrijf, hoop ik dat anderen iets aan mijn schrijven hebben.

Wat ik wil zeggen is: er zit weinig ambitie in mijn lijf. Ik moet me ten opzichte van niemand bewijzen. Zeker niet ten opzichte van mezelf. Die omlijning van mijn persoonlijkheid liet zich al snel optekenen, op de lagere en middelbare school. ‘Hij heeft veel potentieel, maar hij doet er te weinig mee.’ Lui zijn is inherent aan mijn bestaan. Mijn moeder vreet haar kas op als ze dit leest. Mijn vader lacht eerst, bedenkt zich nadien. Wij lijken erg hard op elkaar, vandaar.

Amai, een lange intro voor een blogpost waarin ik wil er even op wil wijzen dat het algoritme en de softwareprogramma’s die daarbij horen een gevaar vormen voor de pertinente en minder pertinente luieriken van vandaag en morgen.

Vooraleer alle technologielovers afhaken en denken: “Ja, weer een technologiescepticus van mijn voeten. Hij kan met Jan De Cock een kunstproject beginnen.” Ik ben een  overenthousiaste amateur van de technologie. In de twee betekenissen van het woord. Ik ben een liefhebber, tegelijkertijd ken ik er niets van.

Met andere woorden: ik ben een gebruiker. Ik moet niet weten hoe iets werkt, als het er maar voor zorgt dat ik langer in mijn zetel kan hangen. Of nog beter: ik moet niet weten hoe iets werkt, als het mij maar entertaint én ervoor zorgt dat ik langer in mijn zetel kan hangen. Denk aan de Netflixen en PlayStations van deze wereld. Of wacht, je kan naar Netflix kijken via je PlayStation. Handig! Je moet zelfs je huis niet meer uit om een nieuwe game aan te kopen. Op basis van mijn speelgeschiedenis krijg ik al suggesties voor volgende games op mijn scherm. Even het Visa-nummer van mijn lief ingeven, en hoppa gedaan. Ik moet zelf geen Visa hebben. Dat zou alleen maar slecht aflopen.

Algoritmes en de softwareprogramma’s die daarbij horen zijn dus een gevaar voor mij. Niet omdat dit per definitie een slecht lief van mij zou maken, dat zou je uit de paragrafen hierboven kunnen afleiden. Vraag het haar gerust zelf. Ik voorspel haar antwoord: ‘Grootste minpunt? Hij kan niet plannen.’ En jawel, ook dat is een gevolg van mijn pertinente luiheid: ik zal dat straks wel in mijn agenda zetten. Straks is altijd beter. Straks is nooit beter.

Waarom dan wel? Heel eenvoudig, ik begin te merken dat al die verzamelde data met bijbehorende bits & bytes een onverwachte invloed op mijn gedrag uitoefenen.

Vooraleer je verder leest: weet je precies wat een algoritme is? Het is geen schande indien dat niet het geval is. Het artikel ‘Algoritmen – wat we (niet) kunnen berekenen‘ van ‘de Volkskrant‘ legt alles haarfijn uit.

Ik neem er een onschuldig voorbeeld bij: Spotify. Ik ben gek op muziek, ik ken er niets van. Kennis vergt inspanning, dat weet iedereen. Dankzij ‘Discover Weekly’ vergt het vinden van muziek die ik de maks vind geen moeite meer. Ik heb ondertussen naar zoveel muziek geluisterd op de streamingdienst dat ze me beter kennen dan ikzelf. Ik kijk elke maandag uit naar de update van de lijst: en man, wat zit die er iedere week boenk op.

Hoe Spotify dat precies doet, deelde ik al eens in de gloednieuwe frenetieke rubriek ‘Laten we lekker link gaan doen‘, die door mijn ledigheid ook niet meer de frequentie haalt die ik aan het begin van het jaar had vooropgesteld. Je kan het stuk hier herlezen.

Ik begin stilaan te beseffen dat de luxe die Spotify me biedt, ook nadelen veroorzaakt:

  1. Ik ben totaal niet meer mee met de ‘hits van het moment’. Al hoeft dat geen nadeel te zijn, maar toch.
  2. Ik luister haast op geen enkele andere manier nog naar muziek. Dus ook niet via radio, wat voor mij vroeger een enorme bron aan inspiratie en informatie was. Ik word gewoonweg dommer.
  3. Ik leer geen enkele nieuwe artiest kennen.

‘Hoezo?’, hoor ik je bij punt 3 denken, ‘Elke week krijg je toch nieuwe muziek te horen via de verschillende muzieklijsten die Spotify(gebruikers) samenstelt, ‘Discover Weekly’ op kop. Wel, ik moet iets bekennen. Spotify heeft me zodanig lui gemaakt (nòg luier, het kan!), dat ik met moeite nog bekijk welk lied er precies door mijn koptelefoon schalt. Laat staan dat ik weet wie het componeerde. Mijn oprechte excuses aan alle muzikanten.

Het zwaard snijdt aan twee kanten: ik zou bepaalde muziek nooit gehoord hebben zonder Spotify. Mocht ik diezelfde muziek toch ontdekt hebben zonder Spotify, zou ik precies weten om wie het gaat.

Ik voelde me daar vandaag plots enorm slecht over.

Dat is deels te wijten aan schuldgevoel ten opzicht van de muzikant, de kunstenaar. Gelukkig neemt Jan De Cock alle kunstenaars in bescherming, daar hoef ik me dus geen zorgen meer over te maken.

Het is vooral de schuld van mijn fantasie gecombineerd met het artikel ‘Hoe Facebook een gewijzigde relatiestatus van ver ziet aankomen‘. Op basis van data, liefdesdata, kan Facebook perfect voorspellen wanneer twee individuen, die zich tot elkaar aangetrokken voelen, hun relatiestatus zullen wijzigen. In essentie komt het hierop neer:

“Honderd dagen voordat een relatie officieel wordt gemaakt op het sociale medium, is er in de data van Facebook te zien dat er een gestage toename is van het aantal tijdlijnberichten dat wordt uitgewisseld tussen het toekomstige koppel.”

Klinkt wijs, onschuldig en oppervlakkig, dat ook. Wat heeft dat met Spotify te maken?

Spotify kan uit gelijkaardige muziekdata waarschijnlijk al afleiden naar welk soort afspeellijsten ik luister op welk moment. Of nog beter: Ze kunnen zien aan de soort muziek die ik afspeel, hoe ik me voel.

Vraag die ik me dan stel: welke muziek biedt Spotify me de week nadien aan? Stel dat ik verscheurd ben door liefdesverdriet. Schotelt Spotify me nummers voor die het verdriet bevestigen? Of probeert Spotify me op te monteren door muziek aan te bieden die ik opleg wanneer ik zin heb in een feestje? Of wie weet hebben ze op basis van miljoenen gebruikersdata gezien dat de ideale muziek voor liefdesverdriet nog niet bestaat en hebben ze op basis van ingewikkelde formules het perfecte helende album in elkaar gebokst? Ik stel me geen vragen meer hoe die muziek mij ter oren is gekomen.

De keuze is niet meer aan mij, maar aan het softwareprogramma dat op basis van data en algoritmes aanbied wat ik ‘nodig’ heb.

Is mijn leven nu beter? Zou ik niet beter zelf op zoek gaan naar de muziek die ik nodig heb?

Het klinkt banaal. Dat is het niet. Omdat ik me niet voldoende bewust ben over welke invloed technologie heeft op mij als mens. Zou ik een ander mens zijn zonder technologie? Zou ik een wandelende muziekencyclopedie zijn zonder Spotify? Zou ik minder lui zijn zonder technologie? Ik zou alleszins geen amateur zijn van technologie. Maar van wat dan wel?

Mijn leven kabbelt voort op het ritme van algoritmes, net als dat van vele anderen. Muziek op maat, nieuws op maat, eten op maat, reclame op maat, e-mails op maat, gelukkig nog altijd schoenen op maat, games op maat, films op maat, boeken op maat, …

Hoe gaat mijn toekomstige ik om met ‘algemeen’, ‘overige’, ‘doordeweeks’, ‘alledaags’, ‘niet gepersonaliseerd’, ‘niet op maat’ of ‘tegendraads’? Het is een vraag die ik graag in een tijdcapsule zou stoppen om binnen 100 jaar te beantwoorden. Want tegen dan heeft iedereen een lief op maat en sterven pertinent en minder pertinent luie mensen uit ledigheid aan hun gepersonaliseerd (algo)ritme. Of misschien ook niet.

Waarom je tandpasta meestal op is op dinsdag … of donderdag

Waarom je tandpasta meestal op is op dinsdag … of donderdag

Deze blogpost ontstaat op een maandagavond. Misschien niet verwonderlijk, want maandag lijkt wel dé dag van de zeven om de uitdrukking ‘en dat voor een (vul weekdag naar keuze in)’ te gebruiken. Deze ochtend organiseerde mijn werkgever een interessante opleiding over hoe je een mediaplan moet evalueren. En ja, voor sluwe, oude vossen was het allemaal wat te veel ‘stel je voor en beeld je in dat’. Maar deze jonge wolf smult van elke gelegenheid om bij te leren.

Na een dik uur overdrive in mijn hersenpan – er kwam nogal wat cijferwerk aan te pas, vandaar – was het tijd voor de koffie/plaspauze. En of je nu in de rij gaat staan aan het koffiemachine of je maakt gebruik van het urinoir, het gespreksonderwerp ligt vast: ‘Wat vind jij van de opleiding?‘ In vele gevallen volgt ongeveer dit antwoord: ‘Interessant, maar straffen toebak voor een maandagochtend.’ Zij die er niet echt niets aan hebben zullen eerder antwoorden met: ‘Deze opleiding is al even erg als een maandag, het begin van een slopende werkweek‘.

Alsof dat antwoord veel zou verschillen op een dinsdag. ‘Interessant, maar straffen toebak voor een voormiddag.‘ Is het je opgevallen? maandagochtend heeft plaatsgemaakt voor de voormiddag. Dé voormiddag, eerder algemeen. Ook de minder enthousiaste zielen zullen hun antwoord aanpassen: ‘Deze opleiding is al even erg als een voormiddag, het begin van een slopende werkdag.‘ Dat is logisch te verklaren. Dinsdag is samen met donderdag de meest doordeweekse werkdag van allemaal. Bijna iedereen gaat werken. Wie neemt nu verlof op een dinsdag? Het verklaart ook het fileleed op de tweede dag van de week. Of het feit dat je tandpasta meestal op is op dinsdag: alles zit tegen én het is nog lang geen weekend.

Woensdag is zo’n lastig geval. In het midden van de week liggen de meningen qua taal het verst uiteen. En dat ligt – ik ben er absoluut zeker van – puur aan de dag van de week. De optimisten zien woensdag als hét kantelpunt in de week: ‘Interessant, maar straffen toebak voor zo’n halve dag.‘ Het gaat hier al het ware om een mopje, het slaat op de schooltijd waar woensdag altijd een halve dag was. Je zat toen al met je gedachten veel meer bij wat je die namiddag aan kattenkwaad zou uitsteken dan bij de wiskundeles. De pessimisten raken stilaan aan hun dieptepunt. Zij formuleren hun mening zo: ‘Deze opleiding en haar pauze zijn al even erg als een woensdag, je weet perfect dat je nog even lang naar zever moet luisteren als dat je al zever hebt moeten aanhoren.

Donderdag is dan weer de dag van de grote overeenstemming. Net als op dinsdag gaan we met z’n allen werken. Wie neemt er nu verlof op donderdag? Het verschil is dat alle respondenten het einde van de week voelen naderen. Het is nog niet echt tastbaar, maar de deadlines die met het einde van elke week te maken hebben wel. De positivo’s: ‘Interessant, maar om ons daar nu mee lastig te vallen op een donderdag.‘ De negativo’s: ‘Deze opleiding is even erg als de genadeloos nader komende deadlines op donderdag: onhoudbaar.‘ En als er na dinsdag één dag is waarop je tandpasta op raakt, is het wel donderdag.

Eindelijk vrijdag. Bijna tijd om de bloemetjes buiten te zetten. De eerste groep voelt de eerste pint al prikkelen op de tong. Concentratie vergt nog meer inspanning dan op woensdag. Het weekend is als de bevrijding van Normandië. Na vijf dagen in een keurslijf mogen bijna alle remmen los. En ja, er zal ook deze week gevierd worden. En die opleiding? ‘Interessant, maar welke losbandigheden staan er bij jou straks op het programma?‘ Ook de andere groep sleept zich naar het einde en kan er niet bij dat een opleiding van dat niveau nog op vrijdag wordt georganiseerd. ‘Deze opleiding is al even doordacht als de timing ervan. Gelukkig is het straks weekend.

Enkel voor katten is het elke dag van de week zondag, de sjansaars.

 

Het frenetieke trendrapport: wat met het geschreven woord?

Het frenetieke trendrapport: wat met het geschreven woord?

Dit is het verhaal over hoe een podcast je triggert om een trendrapport te lezen dat op zijn beurt vraagt om na te denken en waar een veel te lange, edoch gepassioneerde blogpost uit ontstaat. Ik moet je nu al waarschuwen, deze tekst zal toch al snel 9 minuten van je kostbare tijd innemen.

Wat doet een mens zo op vrijdagavond? Pinten drinken, uit eten, dansen, op vrouwenjacht trekken met vrienden (maar dan niet op zijn Keulens), lekker koken, een avondje voor de buis (allez flatscreen) met The Voice, … Of een trendrapport lezen, zoals ik gisteren.

Dat is allemaal de schuld van Fredo De Smet en zijn kornuiten. Ik heb sinds kort Gent M ontdekt, wat dat precies is, laat ik ze liever zelf uitleggen. Ik ben maar een bewonderaar.

Fichekaartjes en een Stella Artois

Deze week publiceerden zij de vijfde aflevering van hun Podcast ‘How Life Works‘, Bart De Waele was te gast. Ken je Bart? In het land der digitale analfabete Vlamingen is De Waele koning. Een dwaze omschrijving die eigenlijk nergens op slaat. En toch laat ik ‘m staan. Laat ik voor zij die Bart niet kennen de omschrijving van het Gent M-gezelschap lenen:

‘De naam Bart De Waele of ‘Netlash‘ brengt allerlei meningen, vooroordelen, geruchten en onverholen bewondering boven. Bart is het gezicht van een succesvol digital agency (Wijs) , de bezieler van het Online Trendrapport , selfmade man, uitgesproken early adopter, liefhebber van goed leven, adviseur en mede-oprichter van meer bedrijven dan een doorsnee sterveling kan behappen, de man van Gudrun, gedreven spreker en overall slimme vent.’

Ziezo. Een wreed interessante podcast, dus. Die er meteen voor zorgde dat ik die negende editie van het Online Trendrapport heb gedownload. Vervolgens heb ik een paar fichekaarten genomen, je kent ze wel, waar vroeger straffe kwissers hun kennis letterlijk mee verzamelden. Ik heb me een Stella Artois uit de koelkast genomen en ik heb om een of andere duistere reden de playlist ‘Rolling Stone 100 best songs of the decade‘ van Spotify opgelegd. Daarna kon het doorploegen van trends beginnen.

Zoals elk goed trendrapport betaamt, begint het met uit te leggen dat er al genoeg trendwatchers en toekomstvoorspellers zijn, en dat de toekomst voorspellen eigenlijk onmogelijk is. Tja, waarom kom je dan met een trendrapport? Maar goed, Bart De Waele daagt zijn lezers meteen uit om na het lezen van het rapport zelf eens na te denken over de toekomst. Een faire deal, dacht ik. Die fichekaarten gaan nog van pas komen.

#blogfrenetiek: mijn online trendrapport
De computer, de Stella Artois & de fichekaartjes om het Online Trendrapport door te ploegen.

Mijn zwakke plek, mijn pen

Terwijl ik las, draaide mijn bovenkamer op volle toeren. Al die slimme mensen die vanuit hun expertise een of andere trend waarnemen of voorspellen. Het moet gezegd, de ene bijdrage is al interessanter dan de andere. Maar wie ben ik? Adblockers, mobile first, roereieren, het internet der dingen, algoritmes, altruvatie begot, daar weten al die kerels veel meer over dan ik.

Tot ik rond een uur of negen plots op pagina 54 op deze titel botste: ‘Digitale transformatie geeft in 2016 meer dan ooit kansen aan het geschreven woord‘. Een bijdrage van Geert Degrande, schrijver, journalist, innovator.

Ik ga hier niet beweren dat ik meer weet over schrijven dan Geert. Verre van. De eerlijkheid gebied mij te zeggen dat zijn naam zelfs geen stil belletje bij me deed rinkelen. Maar hij slaagde er wel in me te raken op mijn zwakste plek. In mijn pen.

Als mensen me vragen wat ik het liefst van al doe – naast fundamenteel lui zijn – dan is het schrijven. De chaos die zich kenmerkt in mijn hoofd slaagt er enkel in op een ordentelijke manier met de wereld te interageren wanneer ik achter mijn klavier zit. Ik ben waarschijnlijk de traagst tikkende 27-jarige Millennial van de wereld, maar het tikken van de lettertoetsen bezweert mijn brein. Voor heel even structuur, voor heel even rust. Voel je het ook? Ik kan het alleen maar hopen.

Technologie, een tweesnijdend mes

Ik grijp nu even terug naar de uitdaging van Bart De Waele: hoe denk ik over de toekomst? Hoe ga ik die vorm geven?

Sommigen beweren zelfs dat goudvissen een langere aandachtsspanne hebben dan de gemiddelde mens.

Wel, ik zit met een vrees. Een tegenstrijdigheid waar ik almaar harder tegenop zie.

Ik ben geprikkeld door technologie.

Ik ben benieuwd wat voor technische snufjes wij als mens nog zullen uitvinden om ons leven gemakkelijker te maken. En hoe die snufjes op hun beurt er weer voor zorgen dat wij als mens veranderen. Denk bijvoorbeeld aan het feit hoe internet en toegang tot informatie ons geleerd heeft om die grijze massa anders te gaan gebruiken. Je moet niet alles opslaan in je geheugenkamer zoals van onze ouders verwacht werd. Als je iets wil weten, kun je het gemakkelijk opzoeken. We hebben opeens een groot deel van de intrinsieke capaciteit van ons brein ter beschikking om er andere dingen mee te doen. De discussie of vaardigheid belangrijker is geworden dan kennis lijkt mij nog altijd actueel.

Ik ben bang voor technologie.

Een ander gevolg van die technologie is dat ons brein almaar minder in staat is om zijn aandacht bij de les te houden. Sommigen beweren zelfs dat goudvissen een langere aandachtsspanne hebben dan de gemiddelde mens. Hoewel het tegenstrijdig lijkt met wat ik in de paragraaf hierboven beweer, it makes sense. Sinds internet worden we overspoeld met media: kranten, websites, nieuwsbrieven, apps, radio, pushmeldingen, televisie, … Daardoor zijn we heel kieskeurig en lui geworden. Wie zijn verhaal niet op de juiste manier aanreikt, verdwijnt in de massa.

Zullen mensen het in de toekomst nog kunnen opbrengen om lettergrepen aan elkaar te plakken, er woorden van te maken, die dan in combinatie met elkaar een zin laten vormen en een noodzakelijk deel van een verhaal te verworden?

Vandaar mijn vrees voor de toekomst van het geschreven woord. Een tekst lezen vergt nu eenmaal meer inspanning dan naar een podcast te luisteren of naar een filmpje te kijken. (Ik vraag me oprecht af hoeveel van de lezers van deze blogpost effectief tot het laatste punt zullen lezen. Je zit al ruim over de helft. Nog even volhouden.)

Mix van Twitter en Snapchat

Ik weet gelukkig een ding zeker: ik zal in de toekomst teksten blijven schrijven, dat is een kwestie van mijn persoonlijke mentale gezondheid. Maar zullen mijn teksten nog gelezen worden? Zullen mensen het in de toekomst nog kunnen opbrengen om lettergrepen aan elkaar te plakken, er woorden van te maken, die dan in combinatie met elkaar een zin laten vormen en een noodzakelijk deel van een verhaal te verworden?

Je ziet het nu al: snoodaards die een aanleg hebben voor bewegend beeld scheren hoge toppen. Of het nu op Youtube is waar je in 5 minuten levensproblemen uit de weg ruimt of op Instagram of Vine waar je in hoofdstukken van een aantal seconden prachtige verhalen kan brengen. En dan heb ik het nog niet over Snapchat.

Ik heb uit radeloosheid al eens zitten denken: misschien moet ik een Snapchat beginnen die zich toelegt op tekst. Een soort mix van Twitter met Snapchat. Kort, to the point en vergankelijk. Die eerste twee zijn meestal niet mijn kwaliteit. Toch, ik moet het maar eens proberen.

Dan denk ik verder. Vandaag bestaat media nog uit tekst, of beeld, of geluid. Maar aan de snelheid waarmee onze technologie evolueert, lijkt het me niet eens zo gek dat ik nog zal leven wanneer we in staat zullen zijn informatie op te nemen zonder te kijken of te luisteren. Wie weet is de volgende communicatievorm een soort straling die het nieuws en de informatie die jou interesseert gewoon in je hersencellen oplaadt. Floep en erin. Zonder dat je enig zintuig nodig hebt.

Mensen zeggen soms dat ik te hard kan fantaseren.

Een troost

Verbaast het jullie dan dat ik troost vond in de tekst van Geert Degrande? Hij ziet sterke signalen dat het woord in de periode van digitale transformatie toch stand zal houden. Hij haalt daarin het voorbeeld aan van ‘embedded journalisten’, die ingezet worden om de transparantie en authenticiteit, die iedereen vandaag eist, in werkelijkheid om te zetten. Leiders laten dieper in hun ziel kijken om verbindende verhalen op te tekenen. En dan is er de vierde macht: in een maatschappij waar snelheid en tijd de nieuwe currency is, zal diepgravende onderzoeksjournalistiek aan belang toenemen.

Een ideaal moment om deze bedenkingen af te sluiten.

Om maar te zeggen dat ik door die bijdrage van Geert Degrande op pagina 59 van het Online Trendrapport gestrand ben. Enigszins gerustgesteld, dat ook. Beste Bart, echt een trend formuleren was dit niet. Het was wel een oprechte poging. Bedankt voor het Online Trendrapport. De overige pagina’s zijn voor de volgende dagen.

Bedenkingen over deze gedachtenstroom? Laat hieronder gerust iets weten. Denk je dat anderen dit stuk ook graag zouden lezen? Deel het gerust. Maar dat moet zeker niet, he. Ik ben al blij dat je tot hier gelezen hebt.

Tot de volgende

F.